Publicatie: april 2004
Vierde druk: oktober 2012
"Daarna verbrokkelde, met elke stap die ik deed op weg naar de bovenste
etage, het beeld dat ik nog geen tien minuten geleden van deze plek had
gevormd. Enerzijds bestond de flat uit zo te zien vrij armzalige, aan
weerszijden van smalle, met leverkleurig linoleum overtrokken gangen
gelegen appartementen. De verlichting in de gangen en het trapportaal
was rudimentair, overal stonden naast de deuren dozen met oud papier,
gesneuvelde kamerplanten en vuilniszakken, waarbij de laatste me
verantwoordelijk leken voor een licht bedorven atmosfeer. Maar tegenover
deze treurigheid stond ook iets dat me terugvoerde naar de middag
waarop ik op het plein voor het conservatorium had gestaan: achter bijna
elke (met een klein kijkgaatje doorboorde) deur klonk muziek −
toonladders, etudes, sonates. Ik ging de nummers langs in de richting
van waar Hella moest wonen en hoorde steeds wisselend afkomstig van
links of rechts een tuba, een dwarsfluit, niets, een stofzuiger, een
hobo (veronderstelde ik) van rechts, weer links een akoestische gitaar
en toen, bij nummer 59, een piano. Mijn sjaal lostrekkend keek ik naar
de rieten deurmat voor mijn voeten en luisterde geconcentreerd naar
droefgeestige maar tegelijkertijd droge, haast antisentimentele muziek.
Gedurende de voorgaande maanden had ik in chaotische bevliegingen zoveel
mogelijk cd's met pianouitvoeringen beluisterd − componisten van Bach
tot Bartók − maar dit kon ik niet plaatsen. Later die dag kwam ik
erachter dat het Scarlatti was, en nog veel later schafte ik
uitvoeringen van verschillende pianisten aan en speurde concertagenda's
af naar die ene aanduiding: K.87. Niets is echter in staat geweest de
paar minuten op die wintermorgen in die kille gang voor Hella's deur te
overtreffen. Ik merkte dat ik mijn adem inhield om beter te kunnen
luisteren. Het leek of er van alles in me door elkaar begon te
dwarrelen. Was het ook omdat ik me moest inspannen dat ik, aanmerkelijk
sterker dan tijdens de middag in het conservatorium, het gevoel kreeg
dat het letterlijk te veel was om te bevatten? Misschien hielp mee dat
ik haar niet kon zien. Wat een weerloze muziek − of je een stem hoorde
in plaats van een instrument. En waarover die stem sprak, dat scheen me
ook duidelijk: over vereenzaming, over een verlies dat niet
onvermijdelijk was geweest en daardoor des te smartelijker bleek. Was
dit haar lievelingsmuziek? Hella speelde het stuk uit, sloeg daarna, na
een korte stilte, nog een keer of zes telkens hetzelfde wrange akkoord aan, waarop vervolgens steeds nog één wegstervende noot volgde; ik kon niet bepalen of akkoord en noot deel hadden uitgemaakt van het voorgaande. Opeens hoorde ik haar lopen en ik drukte de bel in." (fragment uit Lichtjaren, pag. 81)
Aan de vooravond van zijn promotie ontmoet natuurkundige Nils Groede een
bekende van jaren geleden. Deze ontmoeting brengt een stroom
herinneringen op gang aan de tijd waarin Nils een relatie had met de
pianiste Hella Roukens, een betoverende, gelukzalige periode uit zijn
leven waarvan hij zich alles haarscherp herinnert – alles, behalve het
gezicht van zijn geliefde.
In Lichtjaren laat Stephan Enter zien hoe een grote liefde
teloor kan gaan: waar Nils probeert Hella volkomen te leren kennen gaat
zij zich bij hem gaandeweg verlorener voelen. Door zijn monomane
observatiedrang ontglipt hem telkens de beleving van het moment. Zijn
verlangen zonder reserves lief te hebben blijkt niet opgewassen tegen
het onvermogen die liefde vast te houden. Melancholie om wat misschien
niet had hoeven mislukken is het thema van deze caleidoscopische roman,
die zich afspeelt in uiteenlopende milieus als het conservatorium, een
studentenschermvereniging, de sterrenkunde, huisconcerten bij
welgestelde families. Met grote precisie weet Stephan Enter deze
werelden aanschouwelijk te maken. De stijl, die in Enters debuut Winterhanden
(genomineerd voor de Libris Literatuurprijs) al veel aandacht trok, is
in deze roman tot volle wasdom gekomen. Ingetogen maar flonkerend,
gelaagd maar helder, verfijnd humoristisch en met een subtiele ondertoon
van dreiging. Het maakt Lichtjaren tot een roman waar de lezer als vanzelf in ondergedompeld raakt.
Lichtjaren werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2005. Uit het juryrapport:
‘Stephan Enter werkt het klassieke thema van een verloren gegane
liefde subtiel uit, via een spel van motieven, variaties en hernemingen
die zijn roman tot een raadselachtige puzzel van elementen maken.
Daarbij schuwt de auteur doelbewust alle oppervlakkig sentiment.
Integendeel, hij vraagt van zijn lezers een bijzondere inspanning door
de wijze waarop de zinnen zich associatief, in een traag ritme aan
elkaar rijgen, door zijn precieus taalgebruik, door zijn voortdurende
nuances en hernemingen. De obsessionele poging van Nils om vat te
krijgen op zijn verleden en op zichzelf wordt zo ook de ervaring waaraan
de lezer wordt overgeleverd. Lichtjaren is daardoor een bijzonder geslaagde en gelaagde roman, die noopt tot herlezen, herdenken en vasthouden.’
Jeroen Vullings in Vrij Nederland: ‘Het excellent geschreven Lichtjaren
vergt een trager leestempo dan veel andere contemporaine Nederlandse
romans. Een dergelijke aanpak staat in onze huidige literaire
conjunctuur, op breindood gemak en efficiënt boekhoudersproza gericht
als zij is, zo ongeveer gelijk aan een subversieve daad. [...] Hij heeft
het zich in zijn tweede boek op geen enkele wijze gemakkelijk gemaakt
en het resultaat is ernaar: Enter is in het diepe gesprongen en als een
rijpere en betere schrijver bovengekomen.’
En Cyrille Offermans in Ons Erfdeel: ‘Enter
is een omzichtige schrijver, aan het opzichtige heeft hij een hekel,
het lijkt hem eerder te gaan om minieme bewegingen van licht en schaduw,
van wolkenformaties of wateroppervlakten – maar ook van ogen en monden,
handen en voeten. Toch is Enter geen impressionist: de waarneming van
al die minieme bewegingen staat in dienst van een verfijne, dynamische
psychologie.’ En: ‘Groots is dit boek in de microanalytische
beschrijving van iemands machteloosheid ten aanzien van wendingen in
zijn leven die hem diep ongelukkig maken.’
(Tekst Uitgeverij Van Oorschot)
Lichtjaren werd genomineerd voor de Shortlist van de Libris Prijs 2005 en de Gerard Walschapprijs 2005.
Zie voor meer informatie over het werk van Stephan Enter: http://www.stephanenter.nl/